CWM Dolk (1949-2016)
Schilder en meesterdrukker van een volstrekt eigenzinnig oeuvre waarin ‘het grafische gebaar’, dat wil zeggen de handschriftelijke kwaliteit, de boventoon voert. In een stijl die wordt gekenmerkt door heel direct materiaalgebruik, de vaart van de onmiddellijke handeling en een weloverwogen inhoudelijke noodzaak heeft Dolk een eigen wereld geschapen.
Werk van CWM Dolk is in de volgende collecties opgenomen: Centraal Museum Utrecht, ABN AMRO Amsterdam, Randstad Amsterdam, Akzo Nobel Art Foundation Arnhem, Ahold Zaandam, Fortis Amev Utrecht, VSB Fonds Utrecht, ING Bank Amsterdam, De Amersfoortse Verzekeringen Amersfoort, Reaal Verzekeringen Utrecht, Aegon Den Haag, Nederlandse Spoorwegen Utrecht
In Memoriam
Op donderdag 7 juli 2016 overleed beeldend kunstenaar CWM Dolk op 66-jarige leeftijd aan de gevolgen van de ziekte van Alzheimer. De kunstwereld verliest in Kees Dolk een onafhankelijke en uitzonderlijke schilder en graficus die het begrip ‘vrije kunst’ betekenis gaf. In zijn beroepspraktijk maakte hij geen gebruik van overheidssubsidie en de enige keer dat hij er een beroep op deed voor mede-financiering van de monografie over zijn werk als graficus werd de gevraagde bijdrage hem onthouden. Dankzij bijdragen van een aantal fondsen die voor een deel in relatie stonden tot bedrijfscollecties waarin werk van hem is opgenomen is dat boek er toch gekomen: ‘Het Grote CWM Dolk Prentenboek’, Den Haag 2010, Uitgeverij De Zwaluw.
CWM Dolk (Rotterdam 1949) heeft zijn beeldtaal als schilder en graficus ontwikkeld tijdens zijn studietijd aan de kunstacademie van Utrecht. Dat wil zeggen: hij verliet in 1978 de academie voor een studieperiode in Mexicostad waar hij zich, samen met mede-student Titus Nolte (’s-Heerenberg 1955), had ingeschreven voor een stage bij een lithodrukkerij. Eenmaal aangekomen bleek de man met wie ze de stageperiode hadden afgesproken er niet meer te werken en de stage ging niet door. Dolk en Nolte kregen wel een ander aanbod: ze konden tijdelijk als docent grafische technieken aan de Universiteit van Jalapa lesgeven. Dolk besloot daar op in te gaan. Opeens was hij van student leermeester geworden. In Jalapa onderging hij de invloeden van de Mexicaanse kunst en cultuur op intensieve wijze, tussen de cactussen en de bananenbomen. In zijn werk komen steeds weer beeldelementen voor die aan die periode zijn ontleend. Hij keerde ook regelmatig terug naar Mexico en andere landen in Midden-Amerika, een gebied dat een belangrijke bron bleef voor zijn specifieke, avontuurlijke beeldtaal.
De schijnbare eenvoud daarvan en de directheid van materiaalbehandeling werden kenmerkend voor zijn werkwijze. Die elementen van zijn kunstenaarschap heeft hij in 1979 verdiept tijdens zijn werk als assistent-lithograaf in Styria Studio, een grafiekstudio in downtown New York, waar hij onder leiding van meesterdrukker Craig O’Brien werk uitvoerde voor Robert Rauschenberg, Alex Katz, Larry Rivers, Willem de Kooning, Gilbert & George en anderen. Daar werd hij geconfronteerd met de ultieme professionaliteit in de eigentijdse beeldende kunst en met de mentaliteit die daar voor nodig was. Wat hij vooral leerde, was dat deze kunstenaars van naam en faam de toegankelijkheid en vriendelijkheid zelve waren en op basis van gelijkwaardigheid met de werknemers van de printstudio samenwerkten. Dolk ontdekte daar dat ontzag voor de beeldende kunst en het genie van de kunstenaar van heel andere aard was dan hij zich tot die tijd had gerealiseerd. Je kon Dolk dan ook nooit betrappen op welke vorm van arrogantie of betweterigheid ook, terwijl hij wel pal stond voor zijn vakmanschap en de persoonlijke noodzaak die aan zijn werk ten grondslag lag.
Bij zijn terugkeer op de academie in Utrecht bestond er dan ook geen enkele twijfel dat aan Dolk, ondanks zijn afwezigheid van twee jaar, het diploma in de autonome beeldende kunst moest worden toegekend. Nog tijdens het laatste jaar van zijn studie was hij, opnieuw samen met Titus Nolte, mede-oprichter van het Grafisch Atelier Utrecht.
In de eerste helft van de jaren tachtig vormde hij met Titus Nolte een schildersduo dat snel faam verwierf doordat hun stijl van werken in de directe handschriftelijkheid van wat ‘het grafische gebaar’ werd genoemd sterk overeenkwam en ze elkaar aanvulden in thematiek en benadering. Ze exposeerden veelvuldig in binnen- en buitenland, vaak met projectmatige, monumentale schilderingen. Daarbij was de eenvoud van de beeldtaal van Dolk een inzichtelijke relativering van de literaire en poëtische inbreng van Nolte. Ze vielen samen met de tijdgeest van het wilde schilderen, het inzetten van eenvoudige figuratie en een gevoel voor muzikaliteit. Nolte was als zanger/gitarist van de Utrechtse band Helen Weaver and the Watts voor Dolk een maatstaf voor de directe emotionele kracht die hij in zijn werk nastreefde. Over hun werk werd voor het eerst uitgebreid gepubliceerd in het artikel ‘Geheugensteunen bij CWM Dolk en Titus Nolte’ in de derde jaargang van Metropolis M in 1982. In hetzelfde jaar verscheen hun boek ‘Schilderijen, litho’s, gouaches’ bij hun eigen uitgeverij Doughnut & Devrient. Hun samenwerking duurde kort, maar was hevig en invloedrijk. In de jaren erna zouden ze nog enkele malen op uitnodiging van Craig O’Brien samenwerken aan grafiekprojecten in New York, San Antonio en Aspen. In 1985 maakten ze naar aanleiding daarvan het kunstenaarsboek ‘The Dolkperspective’ met handgemaakte litho’s, opnieuw in eigen beheer uitgegeven bij Doughnut & Devrient. In 1988 kwam definitief een einde aan hun samenwerking.
Onafhankelijk van Nolte heeft CWM Dolk al vanaf 1981 ook in zijn beroepspraktijk consequent aan een zelfstandig, rijk en veelzijdig oeuvre gewerkt, waarvan hij in 1989 een eerste samenvatting gaf in de publicatie ‘CWM Dolk – Een nieuwe cultuur’.
Begin jaren negentig kreeg hij een opdracht van de Nederlandse Spoorwegen voor het maken van een serie zeefdrukken voor een nieuwe generatie treinstellen. Hij maakte tien prenten geïnspireerd op zijn treinreizen door Midden-Amerika en de foto’s die hij daar maakte. Met het honorarium voor die opdracht kocht hij een simpele spoorwegwachterswoning pal tegenover een voormalig stationnetje in de Corrèze. Gedurende de maanden mei tot en met september werkte hij daar jaarlijks aan zijn schilderijen. De directe omgeving van de beboste heuvels rond zijn eenvoudige woning en in het dal de snelle stroom van de rivier de Vézère, het voortdurend passeren van de treinen, het bezoek dat hij er ontving, de plattegronden van kerken en kathedralen die hij bezocht, afgezet tegen het Hollandse landschap van tulpenvelden, planten en bloemen, reptielen en insecten, brood en vis, kaas en wijn, idealiseringen en verlangens verwerkte hij in omvangrijke series schilderijen. Daaruit maakt hij een selectie van werken die hij in de wintermaanden omwerkte tot zeefdrukken die hij in het Grafisch Atelier produceerde. Als meesterdrukker bereikte hij in dat grafische werk grote hoogten met het gebruik van waterinkten en experimentele beeldbewerkingen. Hij kon zich beperken tot vier drukgangen, maar als het beeld erom vroeg drukte hij ook in meer dan twintig lagen over elkaar. In dat opzicht verschilde zijn werkwijze niet veel van zijn manier van schilderen. Ideaal was het voor hem als het beeld in enkele bewegingen op het doek stond. Hij werkte dan ook altijd in korte sessies van hooguit twee uur, waaraan een langdurig proces van overwegingen vooraf ging. Sommige schilderijen lukten meteen, andere moesten dagelijks opnieuw worden begonnen. Wegschilderen en overschilderen leidden dan tot gelaagde doeken.
Ieder voorjaar benaderde CWM Dolk met een nieuwe serie zeefdrukken alle kunstuitlenen, artotheken, bedrijfscollecties en andere geïnteresseerden. Hij reed het hele land door om overal zijn werk te laten zien en zijn zeefdrukmappen werden veelvuldig aangekocht. Zo beschikken tal van kunstuitlenen over tientallen prenten van CWM Dolk. Onderzoek leerde dat 90% daarvan permanent is uitgeleend. Dat maakt het werk van CWM Dolk tot het meest geziene in Nederland.
Hij werkte zonder galerie en was zijn eigen baas. Met enige regelmaat exposeerde hij en realiseerde hij monumentale werken. Een goed voorbeeld daarvan is een van zijn laatste grotere projecten, zijn bijdrage aan de tentoonstelling op locatie langs de IJsselkade ‘De Stad-De Rivier’ in 2011 in samenwerking met het Kunstenlab in Deventer, waarvoor hij een werk van 15 meter lang en 2,5 meter hoog maakte. Het is een panorama dat als het ware zijn hele oeuvre omspant, van de grafische handschriftelijkheid, naar de schilderkunstige directheid en de fotografische verbeelding.
Zoals gezegd, in 2010 bracht hij al zijn grafische werk samen in de monografische publicatie ‘Het Grote CWM Dolk Prentenboek’. In overeenstemming met zijn opvattingen maakte hij er geen keurig, geordend overzicht van brave prenten van. In samenwerking met ontwerper Jan Willem den Hartog koos hij ervoor zijn oeuvre op te vatten als een totaal waarin oud en nieuw werk elkaar op opmerkelijke wijze beïnvloeden. Hij legde vooral in beeldende zin verbanden vanuit overwegingen die zich onttrekken aan een lineaire opeenvolging of enige chronologische volgorde. Voortdurend greep hij terug en wees hij vooruit met associaties die werden gevoed door beeldende overwegingen. Dolk had daarbij een voorkeur voor het een-op-een tonen van zijn handschriftelijkheid. Tegelijkertijd wilde hij ook inzicht bieden in de gelaagde opbouw van zijn grafiek waarin technische compromissen werden uitgesloten. Je zou kunnen zeggen dat hij zich met een precair gevoel voor precieze willekeur overgaf aan wat zijn werk hem en de kijker te bieden had.
De beeldtaal verwijst op een ontwapenende manier naar wie hij was en hoe hij als kunstenaar in het leven stond: vrij en aan niemand iets verplicht. Het is werk dat zijn weerga niet kent.
Kees Dolk leefde zoals hij schilderde, impulsief en weloverwogen tegelijkertijd. Hij schilderde omdat hij het leven lief had en hij heeft het ten volle geleefd. Wie hem kende zal hem missen en wie hem niet kende, heeft wat gemist.
Alex de Vries